De oorsprong van de 'speculatieve' Vrijmetselarij zoals wij hem kennen is grotendeels onbekend. In de middeleeuwen ontstonden metselaarsgilden die, in tegenstelling tot andere vakgilden, niet aan een vaste stad waren gebonden. Stenen gebouwen waren er in de middeleeuwen nauwelijks. Als een groot stenen bouwwerk, zoals een kathedraal gereed was, dan gingen de vaklieden op weg naar andere bouwplaatsen om daar hun diensten aan te bieden. In de loop der middeleeuwen ontwikkelde zich onder architecten maar ook onder steenhouwers en metselaars een grote vakbekwaamheid. Binnen de gilden kende men leerlingen, gezellen en meesters. Vanwege hun grote mobiliteit ontstond er binnen het gilde maar ook per graad behoefte aan herkenningstekens en wachtwoorden, om onbekende leden van gilde en graad te kunnen herkennen en aan te nemen in de loge, de bouwhut of bouwkeet ter plaatse. Het freemason zou een samentrekking zijn van freestone mason, de vakmetselaar die de extra bekwaamheid bezat om de zachte, fijne kalkstenen freestone te bewerken. Dit in tegenstelling met de roughstone mason, die aan de gewone steen arbeidde. Zo zou de tegenstelling tussen freemason en rough mason zijn ontstaan. De Vrije metselaar en de ruwe metselaar. Terug 1717 is een historisch jaar voor de Vrijmetselarij. Op 21 Juni besluiten vier Loges uit Londen tot samenwerking in een overkoepelend orgaan, de Grootloge genaamd. Het is duidelijk dat deze Loges reeds voor 1717 bestonden, maar ze treden nu met de nieuwe Grootloge in het openbaar. In 1721 stelt de Schotse predikant James Anderson, in opdracht van de Engelse Grootloge, een wetboek samen. Vanaf dit jaar treden ook loges buiten Londen toe. De Grootmeester is vanaf nu afkomstig uit de hoge adel. We zien een felle expansie, alleen te verklaren uit het feit dat deze loges al bestonden maar nu pas in de openbaarheid komen of administratief via de Grootloge zichtbaar worden. Ook op het vaste land van Europa ontstaan kort hierop in hoog tempo nieuwe loges wat er volgens sommige theorieën op wijst dat het hier een formalisering betreft van een aantal al bestaande loges. In 1723 volgt een uitgave door James Anderson, ondersteund door dr. John Theophilus Desaguliers en George Payne, van The Constitutions of the Free-Masons, bestaande uit History (legendarische geschiedenis), Charges (gedragsregels) en Regulations (organisatorische bepalingen) en besloten door een aantal maçonni eke liederen. Het betreft hier een beginselverklaring en grondwet, een gemoderniseerde bewerking van oudere 'Manuscript Constitutions', dat zijn charters (tevens constitutiebrieven) van 'operatieve' steenhouwerloges en constituties van bestaande 'speculatieve' loges. In Nederland wordt in 1731 Frans hertog van Lotharingen (later echtgenoot van Maria Theresia van Oostenrijk en Duits Keizer) in een loge ten huize van de Engelse gezant in Den Haag als Leerling- en Gezel Vrijmetselaar aangenomen door o.a. J.Th. Desaguliers. In 1734 wordt de eerste Nederlandse loge gesticht, Loge du Grand Maître in Den Haag. Ze bestaat vandaag nog steeds onder de naam 'L Union Royale. In 1735 vormt die Loge du Grand Maître zich om tot een Haagse Grootloge. Er wordt een tweede loge in Den Haag en een derde in Amsterdam gesticht. De 'Prinsgezinde' Vrijmetselarij wordt door de Staten van Holland en Westfriesland verboden maar leeft vanaf 1744 weer op. In 1756 volgt de vereniging van loges onder Haagse, Engelse en Schotse constituties tot een nationale Groote Loge der Zeven Vereenigde Nederlanden. Kort daarop geeft de Nederlandse Grootloge, in de grondwetgevende vergadering van de Orde, Grootsecretaris J.P.J. du Bois opdracht tot samenstelling van een wetboek. Dat komt in 1761 tot stand maar w ordt in 1798 vervangen door een Nederlandse bewerking van Andersons Constitutions. In 1770 wordt de Groote Loge door de Engelse Grootloge der Moderns erkend als soevereine Grootmacht voor de gebieden der Republiek en onderhorige koloniën en landen, zoals dat dan zo mooi heet. In 1816 wordt Prins Frederik der Nederlanden, zoon van koning Willem I Grootmeester-Nationaal en blijft dit tot zijn dood in 1881. In die periode wordt de Nederlandse Vrijmetselarij verburgerlijkt. Vanaf ongeveer 1880 komen de Nederlandse loges bijeen in eigen gebouwen. Vanaf het eind van de 19de eeuw wordt een pseudo-wetenschappelijke stroming tijdelijk dominant in de orde. Er is soms zelfs sprake van ontsporingen door ongebreideld symbolisme op syncretistische grondslag. Sinds 1875 komt de beweging onder invloed van de theosofie en de reactie daarop. In 1905 wordt de Maçonnieke Vereeniging tot Bestudeering van Symbolen en Ritualen opgericht. Van 1906 tot 1940 verschijnt het tijdschrift De Vrijmetselaar. Vanaf 1917 kent de Orde een nieuwe Ordegrondwet en Ordewetten. Daaruit volgt onder andere dat men lid moet zijn van een loge om als vrijmetselaar te worden erkend. In 1931 wordt de Vereeniging Tempelbouw opgericht door architecten, die vrijmetselaar zijn. Al in mei 1940 begint de bezetter het Ordegebouw in Den Haag te onderzoeken. Functionarissen van de Orde en het gebouw wordt de toegang ontzegd. Op 3 september wordt beslag gelegd op de bezittingen van de Orde, niet veel later worden ze verbeurd verklaard. Grootmeester Hermannus van Tongeren wordt in oktober gearresteerd en sterft op 29 maart 1941 in concentratiekamp Sachsenhausen. Tussen 1945 en 1946 begint de opsporing en terugbrenging van de gestolen archieven en verzamelingen. Er wordt een begin gemaakt met het herstel van de logegebouwen. In 1946 worden de Maçonnieke Vereeniging tot Bestudeering van Symbolen en Ritualen en de Vereeniging Tempelbouw gecombineerd tot Maçonnieke Stichting Ritus en Tempelbouw. Vanaf 1949 tot heden geven zij het tijdschrift Thoth uit. In 1999 zijn de Ordegrondwet en Ordewetten vernieuwd. Bovendien is er een nieuwe formulering van de beginselverklaring aangenomen.