DE ANTROPOSOFIE
Prof. Dr. C.J. Zwart, rector Vrije Hogeschool Driebergen
Mijnheer de voorzitter van De Drie Verlichte Torens, dames en heren,
Graag wil ik beginnen met de initiatiefnemers van deze avond bijzonder te bedanken voor de moed, die zij hebben getoond, om dit initiatief te nemen. Ik acht het niet alleen een voorrecht om hier iets over de anthroposofie te mogen zeggen en enigermate ook in verbinding met de vrijmetselarij, maar ik denk dat het sowieso van eminent belang is, dat er in Nederland, maar ook elders, gelegenheden geboden worden, waar wij op een open en moderne manier, vanuit onze achtergrond met elkaar in communicatie kunnen treden. Dat rust, naar mijn overtuiging in het feit, dat wij in een tijd leven, waarin het leven, waarin het van het grootste belang is, dat ieder zijn persoonlijke verhouding tot een zingevende, geestelijke , levensbeschouwelijke orintatie kan vinden en ik denk dat de mensheid, die zo pluriform is, zich in zoveel verschillende gedaanten toont, het ook moet kunnen opbrengen, om de verschillen van geestelijke stromingen te beluisteren en daar mensheid door te worden, miet doordat wij verschillend zijn, maar doordat wij in die verschillen juist als eenheid, als mensheid zichtbaar kunnen worden.
Nu moet ik om te beginnen een klein misverstand rechtzetten. In de brochure, die u allemaal hebt ontvangen, sta ik vermeld als sprekende namens de anthroposofie, zoals de andere sprekers namens hun geestelijke stroming gesproken hebben en zullen spreken. Ik moet u zeggen, dat is wat de anthroposofie betreft onmogelijk. Ik spreek dus niet namens de anthroposofie, ik spreek namens mijzelf.
De anthroposofie heeft geen standpunt, geen geestelijk en geen politiek standpunt, d.w.z. er is niet een gezag dat vaststelt wat wel en wat niet waar zou zijn resp. aangenomen zou moeten worden, resp. waartoe ik mij zou moeten bekennen door een belijdenis, door een eed of wat dan ook. Er is ongetwijfeld ook een organisatie, die alle anthroposofen probeert te binden en de iniatieven van de mensen, die zich anthroposoof noemen wil bundelen, maar er is niet zoiets als een gezagsorgaan, een hiërarchie die leerstellingen verkondigt, die aangenomen zouden moeten worden op gezag. Kenmerkend voor de anthroposofie is, dat het gezag principieel in mijzelf rust, in beginsel. Dat wil niet zeggen, dat ik niet zou kunnen dwalen, maar juist omdat ik kan dwalen, kan ik ook rechte wegen proberen te vinden. In die keuze, in die vrijheid van mogelijkheden zit het geheim van het leven en zit ook het geheim van alle ontwikkeling van mens, dier, plant, van de aarde als organisme en van de mensheid als zodanig.
Dit betekent dus, dat ik als anthroposoof moet zeggen, dat ik ook een zoekende ziel ben. Dat wil niet zeggen, dat ik zou rondgaan door de wereld als een dwaallicht, of dat ik ontevreden zou zijn met datgene, wat ik verworven en gevonden heb, of dat ik nog zo nodig iets anders zou moeten. Het betekent wel, dat ik in mijn persoonlijk leven en in de wereldontwikkeling ervaar, dat er een onvoltooide toekomst is, die nog ingevuld moet worden en daar ben ik naar op zoek en aangezien die onvoltooide toekomst principieel open is, zowel voor de mensheid als ook voor mijzelf, ben ik zoekend naar datgene, wat kan bijdragen aan een verdere vruchtbare ontwikkeling.
Ontwikkeling is dan ook één van de kern thema's in de anthropsofie. Ontwikkeling is een proces, waarin wij verleden en toekomst met elkaar in verbinding brengen en proberen, door enerzijds te kijken, waarvan wij afscheid moeten nemen, en anderzijds te zoeken naar wat wij moeten begroeten, de juiste weg te bewandelen en datgene wat onvoltooid is tot een voltooide toestand te brengen.
Ik ben niet als anthroposoof geboren; ik ben zelfs niet als anthroposoof opgevoed. Mijn moeder was jodin, mijn vader was protestants-christelijk, maar hij deed daar, zoals dat bij ons heette, niets meer aan. Mijn zusje en ik werden dus vrij opgevoed, of liever gezegd, vrijgelaten, en pas toen ik (ik woonde in Rotterdam; daar ben ik geboren en opgetogen) eenmaal op het gymnasium zat, kwam ik in verbinding met een christelijk hervormde jeugdbeweging en in die jeugdbeweging heb ik voor het eerst ontmoet, datgene, wat wij religie noemen en wat ik zou willen omschrijven als mijn diepe overtuiging, dat er een essentie is in mijzelf, die je kunt omschrijven als de goddelijke vonk. Nog anders gezegd, daar is voor mij eerst wakker geworden, dat het leven pas zin heeft als ik die goddelijke vonk in mijzelf kan wekken en kan voltooien. Die ontdekking was voor mij zo belangrijk, dat ik op enig moment ook belijdend lidmaat van de hervormde kerk ben geworden. In mijn biografie ben ik er nog altijd dankbaar voor, dat ik die stap heb mogen en kunnen zetten en hij heeft mij ook volle bevrediging gegeven.
Op enig moment in deze persoonlijke ontwikkelingsweg was het echter voor mij zo, dat ik op vragen, die voor mij klemmend en essentiëel waren, geen antwoord meer vond binnen het institutionele kader, waarin deze belijdenis had plaatsgevonden. Ik had inmiddels door persoonlijke ontmoetingen met mensen kennisgemaakt met de anthroposofie. Het heeft geruime tijd geduurd, voordat ik daar in mijn leven eigenlijk de volle betekenis van kon vatten, maar toen ik dat eenmaal gevonden had, was voor mij ook duidelijk, dat daarin (in die anthroposofie) voor mij een aanvulling te vinden was op datgene, wat ik tot dan toe in mijn leven aan essenties gevonden had en de grote vreugde uiteindelijk was, dat dat ook niet in strijd was, wat mij betreft, met datgene, wat ik in een vorig stadium binnen de hervormde kerk als essentie had beleefd, n.l. dat de Christusimpuls voor het leven van de mens en de mensheid een essentiële betekenis heeft, met andere woorden, de anthroposofie, en ik hoop daarmee misschien ook een misverstand recht te zetten, is per definitie ook christocentrisch.
Ik heb, toen ik eenmaal met de anthroposofie in verbinding was gekomen een aantal ontdekkingen gedaan en enkele van die ontdekkingen wil ik u vandaag kenbaar maken en ik hoop daarin ook mee te nemen een aantal mogelijke verwantschappen met de vrijmetselarij en ik wil ook op één punt verschil wijzen.
De eerste ontdekking die ik deed, hing samen met het woord anthroposofie, dat, zoals u waarschijnlijk wel weet bestaat uit twee andere woorden, t.w. "anthropos" en "sophia". Het betekent dus wijsheid van de mens.
Wat is, dames en heren, die wijsheid van de mens, volgens mijn interpretatie van de anthroposofie. Die wijsheid van de mens is, en dat is bijna niet te bevatten maar ook tegelijkertijd bijzonder inspirerend, die wijsheid is, dat de mens een microcosmos is, die de macrocosmos in zich draagt. Dat gezichtspunt is overigens niet een uitvinding van de anthroposofie, maar het is door zijn grondlegger, Rudolf Steiner, die aan het begin van deze eeuw de anthroposofie in de wereld heeft gezet op vragen van mensen, die op zoek waren naar een andere zinvolle geestelijke oriëntatie. Zo bedoeld, meen ik, dat het aansluit en aanknoopt bij een oeroude traditie van voor-christelijke tijden, maar thans vertaald en neergezet in een betekeniswereld, die van deze tijd is. In mijn woorden zou ik het dus zo zeggen: iedere mens is een druppel uit de geestelijke oceaan, uit de goddelijk-geestelijke werkelijkheid en kan dus in zichzelf zoekende, zich ontwikkelende, met vallen en opstaan, die goddelijk