De loge: een vereniging van ‘spirituele bouwvakkers’.
Wie vrijmetselaar wil worden, meldt zich aan bij een loge.
De Nederlandse vrijmetselarij telt circa 5500 leden, verenigd in 150-tal loges; gemiddeld heeft een loge dus ruim veertig leden.
Het doel, de organisatievorm en de symbolische werkwijze van de vrijmetselarij zijn ooit afgeleid van het middeleeuwse bouwvak. Naar het voorbeeld van de vroegere kathedralenbouwers beoefenen vrijmetselaars nu het bouwvak in geestelijke zin. Met hun gelijkgerichte idealen voelen vrijmetselaars zich verenigd in een orde van ‘spirituele bouwvakkers’.
De loges zijn autonome verenigingen in de zin der wet, met notarieel vastgelegde statuten en reglementen. Zij komen in het algemeen wekelijks of tweewekelijks bijeen. Onder ‘loge’ wordt ook de fysieke ruimte verstaan waarin vrijmetselaren bijeenkomen.
Wie lid wordt van een loge, wordt gelijktijdig lid van de Orde van Vrijmetselaren. Dat begrip ‘orde’ is hier vergelijkbaar met ‘Orde van medisch specialisten’ of ‘Orde van advocaten’: een groepering van mensen met eenzelfde beroep.